- Plea for Bruegel
- Posts
- Bruegels spreekwoorden: Vlaams? Luiks? Diets? Of Belgisch?
Bruegels spreekwoorden: Vlaams? Luiks? Diets? Of Belgisch?
Estelle Florani, 1559 - Pierre Brueghel - La Huque bleue. Expressions thioises à Chokier. (Dietse uitdrukkingen in Tchôkire).
In fine van mijn artikel Leodium, de speld in het hooiveld heb ik al verwezen naar de publicatie van Estelle Florani op de website www.chokier.com, meer bepaald het artikel 1559 - Pierre Brueghel - La Huque bleue. Expressions thioises à Chokier.[1]
Onder de titel ‘1559 - Pierre Bruegel - La Huque bleue - Expressions thioises à Chokier’ schreef zij over het schilderij van Bruegel dat beter bekend is onder de naam ‘Vlaamse spreekwoorden’ :
“Laten we meteen zeggen dat het nooit mogelijk zal zijn om het dorp Chokier in dit werk met zekerheid te identificeren. Bruegels talrijke voorstellingen van het fort Chokier en de overeenstemming tussen de architecturale elementen in dit werk en die van andere kunstenaars uit dezelfde periode vertonen echter intrigerende toevalligheden (des coincidences troublants).”

(Bruegel, Vlaamse spreekwoorden, 1559, Gemäldegalerie, Berlijn)
Het hoofdgebouw van Bruegel is duidelijk vergelijkbaar met de afbeeldingen van het centrale gebouw van het dorp Chokier door Bruegels belangrijkste opdrachtgever Hieronymus Cock in 1558 en zijn Loonse tijdgenoot Thomas Puteanus [2] in 1565 in het Evangelarium van de St.-Jan-de-Evangelistkerk te Luik.

(Landschap met Tobias en de engel, Cock, Hiëronymus, 1558, KBR Prentenkabinet Brussel)
We zien het half schilddak, de luifel met daarboven tekeningen, de halve opening in de gevel met links een zuil en rechts de bank (die niet voorkomt bij Puteanus), en het bijgebouw op een zuil met een drieschuin dak. Bruegels weergave vertoont vier zuilen, in lijn met de beknoptheid van dit werk. De brede deur sluit met een aangrenzende luifel. Ervoor staat een vat dat in het gebouw van Bruegel te vinden is, een herinnering aan de wijnbouw door de abdij van Sint-Jacques in Luik vanaf 1070.
De haven wordt begrensd door een omheining met vlechtwerk, die ook weergegeven wordt door Puteanus, Remacle Leloup en op recentere gravures van het kasteel van Chokier.
Achter dit gebouw schilderde Bruegel het bastion met tolpoort voor de heffing van tol aan het eiland en de doorwaadbare plaats van Chokier, met een toegangsbrug die de doorgang van het water symboliseert. Tegelijkertijd toont hij een verwijzing naar de kalk- en aluinovens van Chokier, die van bovenaf werden geladen. De ertswinningsschacht wordt gesymboliseerd door het spreekwoord: "Men dempt de put als het kalf is verdronken".
De galg van het eiland herinnert ook aan Chokier omdat we weten dat de heer van Chokier, die het recht van Hoge en Lage Gerechtigheid had, zijn vonnissen midden op de Maas uitvoerde. De schandpaal is ons onbekend, maar het is heel goed mogelijk dat deze heeft bestaan of is toegevoegd om de uitdrukking te illustreren.
Het is misschien verrassend dat het dorp Chokier werd gekozen om Vlaamse spreekwoorden te illustreren. Laten we echter niet vergeten dat het land van het latere dorp Chokier (niet te verwarren met het fort) was afgestaan door de prins-bisschop Balderik van Loon en dat de heren van Chokier bevoorrechte banden hadden met het graafschap Loon gedurende de tijd van het adellijk geslacht van Hozemont en Surlet.” (einde citaat)

(Puteanus, Thomas, 1565, ‘Sint-Jan op Patmos’, miniatuur in het Evangelarium van de St.-Jan-de-Evangelistkerk te Luik: de rots en het chateau van Chokier)

(Puteanus, Thomas, ‘Sint-Jan op Patmos’, miniatuur in het Evangelarium van de St.-Jan-de-Evangelistkerk te Luik - detail)
Chokier (Waals: Tchôkire) is een dorp in de Belgische provincie Luik behorende tot de gemeente Flémalle. Het was een zelfstandige gemeente tot 1969 toen het deel werd van Flémalle Haute. Chokier ligt aan de linkeroever van de Maas, op ca. 13 km van Luik.
Een tweetal maanden geleden vroeg ik Estelle Florani om haar mening over mijn hypothese dat Bruegels tekening en ets, de Hazenjacht, (het kasteel van) Chokier voorstelt. De Hazenjacht is een uitzonderlijk werk van Bruegel omdat niet alleen de (ontwerp)tekening van zijn hand is maar ook, en zo is er geen andere van zijn hand bekend, de ets.
Estelle Florani is architecte en bewoonde het kasteel van Chokier tot een brand het verwoestte in 2017. Zij publiceert op voormelde website over de geschiedenis, de bouwkunst en de iconografie en cartografie van de regio Luik. Amper enkele dagen later liet zij mij weten dat zij een addendum had toegevoegd aan haar artikel over Bruegels Vlaamse spreekwoorden. Hierna volgt een vrije vertaling van dit addendum, dat zij zo vriendelijk was aan mij op te dragen:
“ADDENDUM opgedragen aan Luc SAVELKOUL
De hazenjacht - 1560 - Pieter Bruegel

(Bruegel, pentekening De hazenjacht, 1560, KBR Prentenkabinet Brussel)

(Bruegel, ets De hazenjacht, 1560, Courtauld institute of art, Londen)
De Hazenjacht toont de westkant van het fort Chokier gezien vanaf de Maas.
De toeschrijving van de Vlaamse spreekwoorden aan het dorp Chokier wordt ondersteund door de zekerheid dat Pieter Bruegel het kasteel van Chokier en de stad Luik perfect kende, zoals kan worden aangetoond door twee van zijn werken de Hazenjacht (tekening en ets) en het schilderij De zelfmoord van Saul.
De weergave van de tekening komt overeen met de werkelijkheid, alsof het een essentiële stap is om schetsen samen te stellen volgens de gewenste schaal en verbindingen, alvorens deze te etsen. Maar de ets wordt tijdens het drukken omgekeerd en om de oorspronkelijke weergave te krijgen die ze vertegenwoordigt, moet ze worden omgekeerd. Helaas zijn bij de ets veel elementen verloren gegaan die het mogelijk maken het kasteel op de tekening te identificeren, waaronder met name de uitbreiding van de oostvleugel, die wel zichtbaar is op de tekening en die het historische ‘peper en zout’ is in deze studie.
De tekening toont het detail van de uitbreiding van de oostvleugel dat niemand vóór Bruegel had afgebeeld. Dit detail, dat in deze tekening van zo weinig belang is, helpt om het werk als geheel te verklaren. Het stelt het moment voor waarop het fort aan het Maasfront werd geamputeerd en aan de andere kant werd vergroot om het kasteel landinwaarts te "verplaatsen". Deze verschuiving was waarschijnlijk noodzakelijk door de evolutie van de exploitatie van het kalksteenmassief.
Aan de linkerkant is de nieuwe noordtoren in aanbouw getekend, terwijl de oude er nog steeds staat. Aan de rechterkant is er de nieuwe vierkante toren, de kelders zijn er nu niet meer, en dan, buiten het fort, een gebouw achter de oude zuidelijke toren, waarvan de overblijfselen na de Tweede Wereldoorlog zijn verdwenen. Niemand zou dit gebouw aan de voorkant van de helling van het kalksteenmassief hebben kunnen afbeelden of zich voorstellen als hij dit gebouw niet had gezien tijdens de transformatie ervan. Dit is het absolute bewijs dat Bruegel het met eigen ogen heeft gezien.(onderlijning LS) Daarnaast bevestigt de schilder Lukas van Valckenborch het bestaan ervan in 1580 in zijn werk De industriële Maas in Chokier. Dat dit detail, dat onopvallend verscheen tijdens de transformatie van het fort, door Bruegels ogen werd vastgelegd, is een klein wonder.
De andere details van het landschap komen perfect overeen, maar zijn verspreid in de hedendaagse werkelijkheid. De plaats van de jacht ligt op ongeveer 500 meter afstand en komt perfect overeen met de plaats waar tegenwoordig de wijnstokken van het wijndomein Coteaux de Dame Palate worden geplant. Ook zichtbaar is de toren genaamd Dame Palate, die nog steeds bestaat, met zijn kleine traptoren. Deze kleine toren is helaas weggevallen op de ets. De tekening van de plantage kan doen dromen en, door vergelijking van hun dikte met die van de dikkere boom, doen denken dat het al wijnstokken waren, maar gesnoeid in een bekervorm, al kan het ook een boomgaard geweest zijn.

(Tour Dame Palate, foto www.chokier.com)

(Bruegel, Tour Dame Palate, detail van pentekening De hazenjacht, 1560, KBR Prentenkabinet Brussel)
De zelfmoord van Saul - 1562 - Pieter Bruegel

(De zelfmoord van Saul, 1562, 33,5 x 55 cm, Kunsthistorisches Museum, Wenen)
Dit schilderij toont het oostelijke silhouet van het oude fort van Chokier, dat nog steeds te zien is in de kelders. Het toont de nieuwe gebouwen aan de westkant gebouwd voor de uitbreiding naar het noorden, maar niet de nieuwe toren die in de Hazenjacht wordt weergegeven, omdat deze dan nog te klein is en niet waarneembaar van onder het kasteel. Aan de oostkant verschijnt het eerste kleine gebouw van de uitbreiding naar het noorden. Het vreemdste feit is waarschijnlijk dat bij een latere restauratie door een andere hand een correctie gebeurde om te beantwoorden aan de werkelijkheid van een latere periode. Bruegel gaf de werkelijkheid goed weer door het toegangsgebouw te tekenen aan de ophaalbrug, met de kleine geruïneerde toren die vandaag de dag is aangepast tot een trap en de bijgebouwen op een lager niveau, waarvan de verhoging een aanpassing van de toegangsweg vereiste. (…)Ten slotte is er, zoals ook op de Hazenjacht, het fort op het eiland van de Maas.
Links op de achtergrond schilderde Bruegel de stad Luik vanuit een hoek die dicht bij die van Thomas Puteanus ligt, maar dichter bij de loodlijn op de Boulevard d'Avroy. Alle elementen van de voorgrond van Thomas Puteanus zijn aanwezig, iets uitgespreid onder deze hoek, maar niet de Pont des Arches die achter het eiland verborgen ligt. (…)

(De zelfmoord van Saul, 1562, 33,5 x 55 cm, Kunsthistorisches Museum, Wenen - detail
De vlammen boven de stad kunnen refereren aan de ‘Plundering van Luik’ (Sac de Liège) in 1468 door Karel de Stoute. De zelfmoord van Saul zou dan de dood van Jean Surlet, wapenmaarschalk van de stad Luik, heer van Chokier, proost van Tongeren en Maaseyck, voor zijn kasteel kunnen voorstellen. Het verhaal wil dat Jean Surlet, wiens oorlogspaard de dag ervoor was vergiftigd, zichzelf had kunnen redden, maar dat hij er de voorkeur aan gaf te sterven in de strijd.
Dit door Bruegel geconstrueerde landschap bestaat in werkelijkheid niet, maar is, net als in de Vlaamse spreekwoorden, samengesteld uit schetsen die zijn samengevoegd om zijn thema uit te werken. Bruegel legt hier de verbinding tussen de stad en het fort door een perspectief en een technisch onmogelijke trap, die de naar de andere oever verplaatste kalkstenen plaat vervangt.
Net als bij de Hazenjacht zijn er niet-weergegeven elementen die worden opgelegd door een oppervlakkige lijn in de schetsen. Het toegangsgebouw tot de ophaalbrug, hoewel perfect gepositioneerd, lijkt ongerijmd omdat de gracht met de ophaalbrug, die vanuit deze hoek moeilijk te zien en te begrijpen is, door Bruegel werd dichtgemetseld.
Het is dus zeker dat Bruegel zowel het fort van Chokier, de stad Luik, als waarschijnlijk haar geschiedenis kende. “
Tot zover Estelle Florani. Het lijkt duidelijk dat zij haar oorspronkelijke aanname dat het nooit mogelijk zou zijn om het dorp Chokier in de Vlaamse spreekwoorden met zekerheid te identificeren in het Addendum heeft bijgesteld. Zeg nooit nooit, een moeilijk te schilderen uitdrukking.
Aan haar analyse van de Hazenjacht kan nog toegevoegd worden dat ook het gebouw dat de blikvanger is op de Vlaamse spreekwoorden erop voorkomt.
CONCLUSIE:
Florani’s inzichten en inbreng leiden tot de vaststelling dat Bruegel met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid in minstens vijf van zijn werken plaatsen in Luik en omgeving, realistisch en/of in composities, heeft afgebeeld, namelijk:
-de Vlaamse spreekwoorden, 1559
-de Hazenjacht, 1560 (tekening en ets)
-de Zelfmoord van Saul, 1562
-de Hooioogst, 1565, zie: Leodium, de speld in het hooiveld
-de Prediking van Johannes de Doper, 1566, zie: Het 'venster' van Bruegels 'De prediking van Johannes de Doper'.
De hypothese dat Pieter Bruegel de Oude gedurende de verborgen eerste helft van zijn leven en wellicht ook nog omstreeks 1560 in Luik verbleven heeft kan bevestigd worden.
Tot slot: de Zelfmoord van Saul komt in aanmerking om toegevoegd te worden aan de lijst van simultaanschilderijen van Leo Spaepen.[3]
Noten:
1] ICONOGRAPHIE - VILLAGE DE CHOKIER - 1559 - Proverbes flamands - 1559 Pieter Brueghel - Huile sur bois 117,2 x 163,8 cm - Gemäldegalerie - Berlin.
[2] Thomas (latinisering van Van den Put(te), °Sint-Truiden, 11 december 1532 †Luik, 23 april 1608. Miniaturist, illustrator. Over Thomas van den Putte is niet zoveel bekend. In Sint-Truiden werd hij in 1570 verkozen tot gemeenteraadslid en beheerder van het archief. In 1585 fungeerde hij als afgevaardigde van de "maréchaux" (smedenambacht), waartoe ook de kunstenaars behoorden, in het gilde van de "drapiers" (wolwevers). Daarnaast was hij als miniaturist en boekverluchter werkzaam, vooral in Luikse dienst. Het meest bekend zijn zijn miniaturen in het Evangelarium van de Sint-Johannes de Evangelistkerk, dat omstreeks 1565 werd gekalligrafeerd door de Luikenaar Robert Quercentius. Dit Evangelarium wordt doorgaans beschouwd als het meesterwerk van de Luikse boekverluchtingskunst in de zestiende eeuw. De illustraties zijn getekend met Thomas' monogram: TMP. Voor meer informatie over Puteanus, zie: Vandevelde, S., 1990, LIMBURGS BIOGRAFISCH REPERTORIUM, aflevering III
[3] Spaepen, L., De Bruegel Code, Borgerhoff&Lamberigts, MER.Books, 2025